DAGBOEK 18 Oktober 2021

Vanochtend ben ik om tien over half vijf wakker geworden en om vijf uur opgestaan. Daarna heb ik Nederlands geleerd. Grammatik. Woordenlijsten herhaalen. Ik schrijf ook mijn eigene woordenlijsten. De vocabulaire komt uit stripromans die ik lees. Later wil ik gaan joggen.

 Vandaag leer ik ook over de klok. De klok in het Nederlands werkt niet zoals de klok in het Engels. Oké. Dat is hoe het is.

 Mijn taalboek stellt vragen en ik geef antwoorden.

 De eerste vraag. Hoe laat sta jij normal op?

In de week sta ik normal voor zes uur op. Dan leer ik Nederlands en lees boeken. Romans. Poëzie. Alles. In het weekend slaap ik liever uit.

 De tweede vraag. Wat eet en drink je’s morgens?

s’ Morgens drink ik koffie met havermelk. Normal gesproken eet ik een milkshake voor het ontbijt. Vruchten, yoghurt, amandelmelk, snijbiet, lijnzaad. Dat smaakt lekker.

De derde vraag. Wanneer vertrekt je naar school of naar je werk?

Dat verschilt van dag tot dag. Elke vrijtag, bijvoorbeeld, verlaat ik m’n huis om vijf voor half tien. De bus naar het station vertrekt om half tien. De reis duurt tien minuten. De trein vertrekt om kwart voor tien. De kans dat ik hem mis, is dus klein. De reis duurt tien minuten. Ik kom om tien uur in de de school an, altijd op tijd. Ik kom liever niet te laat, omdat ik niet wil dat mijn leerling moet wachten.

De vierde vraag. Tot hoe laat ben je op school of op je werk?

Dat verschilt ook van dag tot dag. Op vrijtag, bijvoorbeeld, werk ik normal gesproken tot half vier. Maar soms houd ik wat eerder op.

 Maar ik heb nog niet veel over de klok gesproken.

Laten we de klok nu eens bekijken.

Bijvoorbeeld.

Om vijf uur wakker geworden.

Om zes uur opgestaan.

De tijd tussen—

5:05 vijf over vijf

5:10 tien over vijf

5:15 kwart over vijf

5:20 tien voor half zes

5:25 vijf voor half zes

5:30 half zes

5:35 vijf over half zes

5:40 tien over half zes

5:45 kwart voor zes

5:50 tien voor zes

5:55 vijf voor zes

6:00—Ik kan het niet meer. Hier eindigt mijn dagboek voor vandaag.